Vanaf februari 1942 werd de Neue Westwall aangelegd. Langs de kust bouwden de legeronderdelen bunkers voor kustgeschut en luchtafweergeschut, vuurleidings- en observatieposten, bunkers voor nabijverdediging en voor flankerend geschut, munitiebunkers en manschappen verblijven, maar ook communicatiebunkers, radarbunkers en commandobunkers. En in grote getalen bouwde men Tobruks: kleine bunkers met een open ring bestemd voor één of twee personen of licht geschut, die daardoor bijna onzichtbaar voor de vijand waren.
De Neue Westwall was niet opgezet als één lange, lineaire verdedigingslinie. Dat was in feite ook een onmogelijke opgave. Daarvoor was de kustlijn van vele duizenden kilometers te lang. De linie bestond uit een reeks versterkte strategische steunpunten. Deze lagen meestal rond de havens. De verdediging van havens had de hoogste prioriteit. Zij moesten ten koste van alles worden verdedigd. Zonder de verovering van een haven kon een invasiemacht geen bruggenhoofd vormen en kon een vijandelijke opmars niet slagen, zo was althans de gedachte. Niemand kon toen nog weten dat deze gedachte niet helemaal juist bleek. Dat werd pas duidelijk in juni 1944.