Bram van Dijk is al meer dan 35 jaar bezig met het zoeken naar nabestaanden van vliegers die op Texel zijn begraven. Dit leidt tot indrukwekkende verhalen en mooie ontmoetingen met mensen uit verschillende landen. Jan Nieuwenhuis doet sinds 2004 onderzoek naar neergestorte vliegtuigen en verzamelt zijn vondsten samen met die van Van Dijk in een overzichtelijke database. Samen vullen de twee mannen elkaar uitstekend aan en zorgen ze ervoor dat de verhalen van de vliegers en hun familieleden verteld worden in het Luchtvaart- en Oorlogsmuseum op Texel.
Het begon allemaal in november 1942 toen de vier jaar oude Bram van Dijk achterop de fiets met zijn ouders op weg was naar zijn oma die in de Prins Hendrikpolder woonde. Onder de dijk passeerden ze het wrak van een vliegtuig dat de avond ervoor was neergestort. Er stonden enkele Duitse soldaten bij op wacht die hen wezen op kleine zwarte hoopjes verderop in het veld. Dat waren de acht slachtoffers. “Dit beeld ben ik nooit meer vergeten. Ik heb het later nagevraagd bij veel mensen, maar ik kon het echte verhaal en tijdstip nooit achterhalen”, vertelt Van Dijk. Tot 40 jaar later.
Bram van Dijk en Jan Nieuwenhuis
“Omstreeks 1985 zat ik thuis na een operatie. Ik verveelde mij en ik besloot naar de oorlogsbegraafplaats in Den Burg te gaan. Daar heb ik alle 123 namen van de geïdentificeerde militairen, voornamelijk vliegers, genoteerd met hun overlijdensdatums. Hier vond ik ook een bemanningslid dat op 9 november 1942 was omgekomen. In het archief op het gemeentehuis stond de crashplaats aangegeven als Nieuweschild.” Na deze vondst wilde Van Dijk ook meer te weten komen over de andere vliegers die op Texel begraven liggen en hun nabestaanden achterhalen en met hen in contact komen.
In 1989 waren duikers aan het duiken bij het wrak van een neergestorte Lancaster bommenwerper in de zee bij Texel. “In die tijd mocht dat nog. Nu is het verboden, omdat er vaak nog lichamen van vliegers in zitten. Deze wrakken zijn aangewezen als beschermde zeegraven”, vertelt Van Dijk. De duikers doken allemaal spullen op, waaronder een hele hoop munitie. “En tussen die munitie vonden we een armbandje met de naam ‘Roberston D.L.’. In 1991 heb ik de nabestaanden van deze vlieger gevonden. Zij waren erg dankbaar dat ik contact met hen had opgenomen. Twee jaar later ben ik ook bij hen op bezoek geweest in Hazlet, Saskatchewan in Canada.”
Toen Van Dijk begon met zijn zoektocht was er nog geen internet. Hij had wel een lijst met namen van omgekomen vliegers, inclusief plaatsnamen. Daarnaast had hij een lijst met lokale blaadjes. Hierin liet hij oproepen plaatsen. Op die manier kwam hij uiteindelijk via via vaak met nabestaanden in contact. Van de 123 geïdentificeerde militairen die op Texel zijn begraven, heeft hij inmiddels van zo’n 80 de familieleden op kunnen sporen.
Maar het gebeurt ook wel eens andersom. “We zijn vorig jaar in contact gekomen met de nabestaanden van een Joodse vlieger genaamd Abrahams. Ik had zijn familieleden nooit kunnen achterhalen. Maar Jan Nieuwenhuis bracht een bezoek aan de begraafplaats en hij zag opeens dat er bloemen en een foto waren achtergelaten bij het graf van Abrahams.” Nieuwenhuis vult aan: “Gelukkig was er ook wat geschreven in het gastenboek van de begraafplaats. Met deze informatie heb ik een nicht kunnen vinden. Ze was, als vertegenwoordiger van de familie, voor één dag naar Texel gekomen om het graf te bezoeken. De nicht vertelde dat Abrahams de op een na jongste was geweest van veertien kinderen: zeven meisjes en zeven jongens. Ze wist niet dat het museum er ook was. Maar zodra het weer kan, komt ze terug naar Texel om dat ook te bekijken.”
In de loop van de jaren heeft Bram van Dijk veel waardevolle (internationale) contacten opgedaan, wat resulteerde in een heleboel bijzondere verhalen. “Van de eerste generatie is bijna iedereen al overleden, dus ik heb nu vooral contact met de tweede generatie. Kinderen van vliegers zijn erg geïnteresseerd in wat hun vader heeft gedaan. Maar ook de jongere generatie wil weten wat er is gebeurd. Velen van hen komen naar Texel om het met eigen ogen te zien.” De familieleden vragen Van Dijk om informatie en tegelijkertijd krijgt hij er ook veel voor terug. “Nabestaanden sturen foto’s, maar ook medailles en uniformjasjes. Van een zus van een vlieger die op Wieringen was aangespoeld, hebben we zelfs een logboek gekregen.” Deze spullen worden bij elkaar bewaard in het Luchtvaart- en Oorlogsmuseum op Texel en worden gebruikt in exposities. Zo blijven de bijzondere verhalen van de vliegers levend en worden ze doorgegeven.
Jan Nieuwenhuis kwam begin 2004 als vrijwilliger bij het museum. “Bram was toen al een tijdje bezig met het zoeken naar nabestaanden. Zelf was ik ook geïnteresseerd in het vinden van informatie over neergestorte vliegtuigen en de bemanningsleden. En met mijn achtergrond als ICT’er had ik de kennis om alles in een database te zetten.” En dat gebeurde. Alle informatie die Van Dijk al had verzameld kwam samen met de vondsten van Nieuwenhuis in een database. “In eerste instantie omvatte dit alleen het Waddengebied, maar mensen vroegen ook al snel naar andere locaties, zoals de provincies Friesland en Groningen. Zo werd het steeds groter.” Nieuwenhuis’ onderzoeksgebied bestrijkt ondertussen heel Nederland, de Noordzee en het Kanaal. De database wordt nog regelmatig aangevuld en/of aangepast met nieuwe informatie en bevat inmiddels de gedetailleerde gegevens van meer dan 1700 vliegtuigcrashes.
Bekijk het zelf op: www.airwar4045.nl